Hoera, het regent!

mijn broer Joop met de kleine Rita
Curaçao heeft een heerlijk klimaat van gemiddeld zo'n 27 Celcius. De Noordoostpassaat zorgt voor verkoeling overdag. Soms valt de wind weg. Dat heeft te maken met orkanen die op grote afstand, ter hoogte van de Bovenwindse eilanden, voorbij trekken. Ze kunnen flinke hoosbuien veroorzaken. In de regentijd, die van oktober tot in januari duurt, valt ongeveer zo'n 50 tot 75 mm regen.
De eerste keer dat we een regenbui meemaakten, zagen we onze Antilliaanse vriendjes naar buiten rennen en in de stromend regen dansen. Een waar feestelijk schouwspel om te zien. Voor ons reden omdat ook maar eens te doen. Het is heel apart om in die temperatuur nat te worden. Het klappertanden ontbreekt! Het zijn meestal korte stortbuien, dus dat miezerig weer zoals we dat in Holland kennen, kent men hier niet. Voor even is de stoffige boel buiten weer schoongespoeld. Voor even maar.
Navajosweg 11 met molen en Emmakerk (achtergrond)
Het regenwater werd opgevangen in grote bassins, die zich onder de huizen bevonden. In Holland was dat de kruipruimte, maar op Curaçao was het een betonnen bassin. Vandaar dat bij de meeste woningen een trap toegang gaf tot de hoger gelegen woonruimte. Het water kon met een handbediende pomp (lijkt op een membraanpomp) die tegen een muur was gemonteerd omhoog gepompt worden. Het werd gebruikt om te wassen, de veranda schoon te maken en voor de planten. Bij ons aan de Navajosweg stond een grote windmolen in de tuin. Die pompte water omhoog. Zowel wij als de buren beschikten over een grote ton ( oud olievat) waarin het water werd opgevangen. Het uiteinde van de aanvoerpijp bevatte een binnenband van een auto met een uitloop. De band maakte het mogelijk om de uitloop van de ene in de andere ton te doen. Uit die ton werd met behulp van een emmer water gehaald voor de planten. De buren wasten zich met dat steenkoude bronwater.

Luis


Maribomba's
Aan de Navajosweg, in het eerste deel dat op de Arowakenweg aansluit, woont een Portugees gezin. Vader en moeder hebben twee zonen: Luis en zijn grotere broer. Luis was wat jonger dan ons en liep er als een echt schoffie bij. Het leek wel of ie zich weken niet waste. Hij schepte graag op over zijn grote broer. Met trots riep hij dan : "Main broer ies goete! Hij ies één dief!" Daar moesten we altijd hartelijke om lachen, want wij hadden tot dan geen last van die broer. Luis begreep niet waarom we lachten en herhaalde die zinnen dan een paar keer. Zijn ouders bezaten een boomgaard met allerlei soorten fruitbomen. Ze hielden ook kippen. We kochten daar geregeld fruit en eieren. We werden meestal geholpen door zijn moeder. Die sprak geen woord Nederlands, dus was het onze taak om ons verstaanbaar te maken in het Papiamentu. Soms, als Luis er was, hadden we een tolkje.
Luis ging niet naar school, want dat hoefde hij niet zei hij. Als je hem vroeg wat hij later wilde worden, dan kwam ie weer trots op zijn grote voorbeeld, zijn oudere broer, terecht. Er brak een periode aan waarin Luis plotseling uit beeld was. Zijn moeder wist ook niet waar hij was.
granaatappels
Een paar jaar gelden kwam mijn zus de naam van Luis tegen in het Brabants dagblad. Hij werd in een advertentie opgeroepen zich te melden bij de rechtbank. Over zijn broer werd niets gemeld.

Gedichten en molentjes

Marnix plein
In klas 7, zeg maar de eerste klas van de Mulo op de Marnix-school, moest ik voor het vak Nederlandse taal gedichten uit mijn hoofd leren. Ik had een gruwelijke hekel aan al die rijmelarij van wazige kunstenaars, die blijkbaar een aangeboren onvermogen hadden om iets op normale manier op te schrijven. Ik werd bijna wekelijks geconfronteerd met Guido Gezelle. De naam zegt al genoeg. En dan de teksten, zoals "O krinkelende winklende waterding, met zwarte kabotseken aan enz." Hallo waar gaat het over? Niet alleen ik, ook mijn Antilliaanse klasgenoten hadden helemaal niets met dit soort kinderlijk wazig Vlaams gebrabbel. Ik herinner me ook een gedicht van Nijhoff : "Moe gespeeld en moe gesprongen, zat ik op uw schoot en dacht, in mijn nachtgoed, kleine jongen, aan het geheim der nacht." Daar kon ik me nog een voorstelling van maken. Van al die gedichten herinner ik me van een paar alleen de eerste regels. Zoals bijvoorbeeld van het Duitse gedicht van meneer Von Goethe dat we voor Duitse literatuur moesten leren : Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?  Es ist ein Vater mit seinem Kind enz. Zoals met veel van die dingen die ik op school voorbij zag komen, leerde ik ze voor het moment om ze daarna weer heel snel te vergeten. We lazen typisch Hollandse boeken, zoals Bartje. De niet-Europese klasgenoten begrepen bar weinig van de omstandigheden waarin het verhaal zich in het Drentse land afspeelde.
Ik bewaarde de stokjes van waterijsjes. Ik nam ze mee naar school en hield ze voor de les even onder het koude water van de cooler. In de klas begon ik een stokje te buigen in de vorm van een propeller. Als dat ongezien gelukt was, prikte ik hem op een ander stokje. Zo had ik een windmolentje. Dat stak ik op mijn tafeltje en let hem dan draaien in de wind die door de deur naar binnen kwam. Ik kon uren naar dat molentje kijken. Ik bracht kleuren aan op de uiteinden, zodat het nog vrolijker werd.Was er toch nog iets van kleur en beweging tijdens die saaie lesuren. Maar de muziek....