Kerstfeest op Curaçao

Het was een vreemde gewaarwording : Kerst in de tropische zon! Geen sneeuw, geen kou, geen warme chocomelk, geen ijspret, geen bevroren tenen en/of handen! Helemaal niets van de bekende winterse dingen. Het was wel een periode waarin ik met weemoed terugdacht aan Leiderdorp in de winter.

M.S Prins der Nederlanden

Prins der Nederlanden 1961
Het motorschip Prins der Nederlanden voer onder de vlag van de KNSM, Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij. Het schip kwam in 1957 in de vaart. Het passagiersschip bood plaats aan een kleine 200 passagiers en 100 bemanningsleden. Het schip was ruim 130 meter lang en zo'n 17 meter breed. In de zomer van 1966 liep het schip bij de Azoren op de rotsen en raakte zwaar beschadigd. De passagiers werden geëvacueerd en het schip werd versleept naar de lokale haven Faial voor een eerste reparatie. Een paar maanden later keerde het schip terug naar Amsterdam.
Na een jaar opgelegd te zijn geweest is de Prins der Nederlanden in 1973 in Cubaanse handen terecht gekomen. Ruim 10 jaar later kwam het jammerlijk aan zijn eind, toen het in de Cubaanse haven kapseisde en totall loss verklaard werd. Het schip is later in India gesloopt.
Het schip is in de jaren 50 gebouwd door de Scheepswerf en Timmerfabriek Smit in Rotterdam. De motor was een 6 cilinder diesel van 4.500 pk die een maximum snelheid van 15 mijl/uur aan het schip gaf. Een zusterschip was de Oranje Nassau. Met dat schip voeren we terug naar Holland.

Marine schepen op bezoek

Hr.Ms. Dubois (juni 1963)


Hr.Ms. Overijssel

Almirante Clemente (Venezuela)

Hr.Ms. Rotterdam

Smaldeel V op bezoek

Hr.Ms. Pelikaan (1962)

Bij het hek van St Joris
Twee keer heeft pa ons meegenomen naar zijn werk op St. Joris. Hij was telegrafist en werkte dus op het zendstation daar. er was daar veel telexverkeer en ik zag voor het eerst hoe pa de seinsleutel bedienden om in morse tekens berichten te versturen. Ik zag ook papieren linten met gaatjes, die na een mechanische vertaling in tekst op papier werd afgedrukt. Het was een ruimte vol mechanische en piepende geluiden, waarin papier een belangrijke rol speelde. Naast het gebouw stond een hoge zendmast.
Hij nam ons ook een keer mee naar de haven. Dat was in maart 1962. Toen heb ik het vliegkampschip Karel Doorman met een aantal andere schepen en onderzeeboten zien aankomen. Ze maakten deel uit van Smaldeel 5. Tijdens het afmeren van het schip zag ik nog hoe twee bouten van de romp van de Doorman afsprongen toen de wal geraakt werd. Ik zag daarna het aantal dikke lagen verf wat door de tijd heen op de huid was getjet.
Later ben ik aan boord geweest van Hr.Ms. "Zeeleeuw", een van de onderzeeboten waarop mijn pa gevaren heeft. Wat een benauwde en stinkende ruimte zeg!
Pa liet zien hoe hij tegen de torpedo's sliep, hoe zijn werkplek, de radiokamer, eruit zag en de rest van de drijvende holle pijp. Ik kon me niet voorstellen dat zo'n ruimte gevuld met zo'n 50 man weken of maanden lang aan het varen was.
Hr.Ms. Overijssel
Pa is heel selectief met het fotograferen bezig geweest. Er zijn maar een paar foto's van de schepen, maar de Karel Doorman en de beide onderzeeboten ontbreken. Misschien had hij die al te vaak gezien. De torpedobootjagers en onderzeeboten verlieten spoorslag het Smaldeel om koers te zetten naar (Nederlands) Nieuw Guinea. Daar waren infiltraties gaande van Indonesische militairen.
Later kwamen Hr.Ms. Overijssel en Rotterdam, ook torpedobootjagers, op bezoek en het fregat Dubois. Ook de buren van het vaste land, Venezuela, kwamen een keer kijken met de Almirante Clemente.

Oude klassenfoto's Marnix school

Om mij onduidelijke redenen is er geen enkele foto van mij met mijn klas. Terwijl van mijn oudste broer er twee zijn. Ook van de andere kinderen zijn klassenfoto's beschikbaar. En ik weet echt niet waarom ik geen klassenfoto heb.
Joop, gehurkt,  2e van rechts

David, staand, derde van links

Joop, zittend, 2e van rechts

Ruud, zittend, 2e van links

Vrije tijdsbesteding


Ruud en Joop
Van huis uit waren we veel met denksporten bezig. Dammen, schaken, puzzelen enz. Met zoveel kinderen was er altijd wel een tegenstander te vinden. Soms hielden we een competitie, dan was bijna iedereen bezig.
Ik bouwde plastic modellen (Revell) van schepen en vliegtuigen. Op de foto hieronder staat een aantal op de kast. Samen met mijn broer Joop was ik ook geïnteresseerd in alles wat met het leger te maken had. Dankzij een magazine die meneer van der Zande (MLD) meenam, oefenden we op het herkennen van Russische en Amerikaanse gevechtsvliegtuigen. Niet dat we zo druk bezig waren met de Cubaanse kwestie, die zich erg dichtbij afspeelde, maar gewoon uit interesse.
Schaakcompetitie
We voetbalden en zwaaiden geregeld de honkbalknuppel. Vooral het voetbal was een heel andere belevenis dan thuis in Leiderdorp. Geen groen gras, maar een bruine, stoffige vlakte met veel fijn korrelige steentjes. Een soort gravel. Onze voetbal hadden we meegenomen.Pa had die bal in Engeland gekocht. Hij was van echt leer met een binnenbal met ventiel. Als ie opgepompt was, moest het ventiel dubbel gevouwen worden, om er vervolgens een elastiekje omheen te draaien. Zo kon de lucht er niet uit. Daarna moest het ventiel in de bal gepropt worden. Dan kon de opening, die veel weg had van die van een schoen met veters, met een veter dicht geregen worden. Daarvoor was een speciale naald met handvat aanwezig. Zaak was om het uiteinde van de veter keurig weg te werken in de bal. De bal moest geregeld ingevet worden, om hem in goede conditie te houden.
Lezen deden we ook. Veel stripboeken, maar ook Jerry Cotton en Phil Decker(FBI agenten), Lord Lister (Raffles), Dick Bos en Kapitein Rob. We deden ook aan bodybuilding (Charles Atlas), judo en boksen. De laatste twee sporten werden op de Suffisant kazerne beoefend.Ook op het gebied van sport hielden Joop en ik veel bij.

Het Oorlogsmonument

Twee witte zuilen en een bronzen dame, dat is het oorlogsmonument op Curaçao. Het staat aan het Waaigat. Op het monument staan de namen van de gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het eiland lag in een gebied waar een duinbotenoorlog woedde. De olietankers van de Curaçaose Scheepvaart Maatschappij die voor de CPIM (Curaçaose Petroleum Industrie Maatschappij,  voordat Shell de raffinaderij overnam) het transport verzorgden waren een gewild doelwit. De CSM was een zusterbedrijf van de CPIM. Op de schepen voeren veel Chinese bemanningsleden, die in maart 1942 in verzet gingen. Ze wilden niet onnodig hun leven riskeren, zoals een aantal collega's dat heeft gedaan. Die kwamen om na aanvallen van Duitse U-boten op tankers van de CSM.
De Chinezen werden door CSM / CPIM 'anders' behandeld dan hun Europese collega's.  De stakende Chinezen werden overgebracht naar kamp Suffisant. Omdat de bewaking met geladen wapens klaarstond en hun namen afgeroepen werden, dachten de Chinezen dat ze geëxecuteerd zouden worden. Het was echter de bedoeling om de staking te breken door de groep van ruim 80 man kleiner te maken en elders onder te brengen. Tijdens de schermutselingen die toen uitbraken, is een twaalftal Chinezen omgekomen. Ze werden begraven in niet gewijde grond. Zij zijn de oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Of was het van de CPIM?

Emmastad

Het lukte ons niet om ongestoord door de Shell conclave te lopen. We kwamen meestal niet verder dan hooguit 50 meter. Dan werden we tegengehouden en teruggestuurd. Zowel door volwassenen als door kinderen. Het was een situatie zoals ik die ook aan de Michielsbaai kende, waar geen Antilliaanse mensen binnen het omlijnde deel van de baai mochten komen. Dat was 'slegs vir blankes'.
Vanuit Emmastad gezien
Omdat er wel een foto is, ga ik er vanuit dat het mijn vader wel gelukt was om in Emmastad te geraken. Op school werd nogal eens gefluisterd over de oliemaatschappij. En altijd in negatieve zin. Volgens mijn Antilliaanse klasgenoten, werd de lokale werknemers onder de duim gehouden. Als een van hen het tot voorman wist te brengen, dan was ie een hoge piet. Er werd gefluisterd, omdat op school ook veel kinderen van de Shell zaten. Om te voorkomen dat zo'n Shell kind thuis zou zeggen : "Pappa weet je wat Orlando zei :..."  werd dus gefluisterd.
Langs de Schottegatweg bevond zich een groot teermeer. Dat was afval van de raffinaderij. De paar keren dat we die route reden, vergingen we van de stank. Gelukkig stond de wind de goede kant op, want het was anders niet te harden. Normaal reden we de andere kant op en dan via de Rijkseenheidboulevard naar het centrum. Het schijnt dat de Emmakerk ook door de aanwezigheid van Shell gebouwd is. Zo zie je maar weer, dat geloof en uitbuiting niet iets nieuws is en hand in hand gingen.

Eten en drinken

LWV
Het ging aanzienlijk beter met ons op Curaçao. Er kwam frisdrank in huis, flesjes Cruz, we dronken ook wel limonadepoeder die in water opgelost werd (flavour it?), we aten soms 's avonds op de veranda drumsticks (eten buiten de normale etenstijden om!) en gingen naar de supermarkt zonder boekje voor op de pof. De supermarkt was niet ver van ons huis vandaan. De tent heette Henderson. Wat mij het eerste opviel was dat appels en peren per stuk werden verkocht. Het was in de winkel altijd lekker koel. We gebruikten melkpoeder, die in water opgelost moest worden. Het drinkwater werd geregeld door tankers aangevoerd en dat kon je aan het water proeven : olie! Er werd ook water uit de grond gepompt door het waterbedrijf LWV ('s Landswatervoorziening).  De waterleiding naar ons huis lag bovengronds. Als ik ging douchen, moest ik wachten tot het gloeiend hete water uit de leiding was. Water werd in een grote kan in de koelkast bewaard. Die koelkast was voor ons een nieuw stuk keukeninventaris. De margarine zat in enorm grote blikken. Het verse fruit was een verademing. Wat een verschil in smaak! Ik maakte daar ook kennis met de lekkernij pasteitje. Maar ook met funchi en vissoep. Funchi wordt gemaakt van maismeel en heeft veel weg van een zachte, vochtige cake. Vond ik. Funchi werd min of meer gezien als voedsel voor de armen, terwijl het vaak als bijgerecht gezien werd. Als wij aan Antilliaanse vrienden vroegen of ze soms ook funchi aten, dan werd daar heftig 'Nee man, we zijn niet arm!' op geantwoord. De vissoep werd vaak gemaakt van vissenkoppen. En lekker dat die soep was!

Muziek

Als ik aan muziek denk hoor ik "Hello Mary Lou" van good old Ricky Nelson klinken uit onze oude radio in de hoek van de woonkamer. Maar ook "Runnaway" van Dell Shannon en "Happy Birthday Sweet Sixteen van Neil Sedaka, de Puppy Love van Paul Anka en de terugestuurde brief van Elvis P (Return to sender). En natuurlijk ook liedjes uit Nederland van Ria Valk (Jij moet gaan), Anneke Kreunt zo (Brandend zand) en het Cocktail Trio (Sleutel van de jukebox en Op een kangoeroe eiland). Elvis zingt zijn Return to sender en Marty Robbins over zijn Mexicaanse liefde in El Paso. Sue Thompson zong over Sad Movies terwijl Marcie Blane graag met ene Bobby verkering wilde. Daar laat ik het maar bij. Kortom, allemaal schitterende muziek. Maar ook happy swingende Caraïbische muziek. Pa kocht nog een paar platen. Met lokale muziek van o.a. Rudy Plaate. Voor mij was er niets mooier dan op een avond het geluid te horen van iemand die op een steel pan speelde.

Draken, veren en vuur



Een deel van het huisvuil werd net buiten de tuin verbrand. De rest verdween in een voormalig olievat, dat als vuilnisbak diende. Het vat werd volgens mij maar een keer in de maand geleegd. Dat vuurtje stoken maakte op zich weer ideeën bij ons los. Die varieerden van stokbrood bakken tot gevogelte roosteren. Meel haalden we in een winkeltje bij de Gosiweg ter hoogte van de Schuttersweg. Langs die Gosiweg, niet ver van Meijbooms' winkel bevond zich nog een winkeltje. Een houten schuurtje, waar buiten een grote ton met pekelvlees stond. Het vocht deed me denken aan de Keulse pot waar mamma haar snijbonen in deed om tot zoute bonen omgezet te worden voor de winterperiode. Die pot stond op het balkon van onze woning in Leiderdorp. Telkens als ik langs die ton met vlees liep, dacht ik : "Ik eet nooit pekelvlees." Wat een geur zeg! Maar eenmaal terug in Holland, was ik al rap van dit stukje van mijn geloof afgestapt.
Noeste arbeid in de zon
Voordat een vogel geroosterd kan worden, moest ie eerst gevangen worden. Dat deden we met de luchtbuks en als ie niet mee kon (mamma had ogen op haar rug!) met een een trampa. Een zelf gemaakte kooi van dubbeltjes gaas met een ingang. De constructie heeft veel weg van sommige muizenvallen, waarbij de muis wel de ingang weet te vinden maar eenmaal binnen niet meer de uitgang. Met wat kippenvoer werd een spoor uitgezet naar de ingang. En dan moest je gewoon wachten tot de kleine soort duif, totolika, zijn opwachting maakte. Na de vangst werden de beestjes geslacht en boven het vuurtje geroosterd. Dat slachten hadden we van onze opa en meneer Boer geleerd. We kregen geregeld een kip zonder kop in een emmer mee, die we thuis voor consumptie klaar moesten maken.
Ik heb trouwens wel een keer gezien hoe een leguaan in de pan verdween. Die arme 'boomkip' (zo werd ie ook wel genoemd) was er erger aan toe, want zijn pootjes werden eerst op zijn rug gebonden en daarna in een pan kokend water gedaan. Dus weg zwemmen was uitgesloten. Het leek mij dat zo'n Yuana pullen scheet, dus die leguanensoep heb ik niet geproefd. Er zijn twee soorten : de grijze en de groene. Ze hebben veel weg van kleine draken.
Kleurenfoto : met dank aan Jan van B te A.

Beet!


Joop met Rita en mamma
Op een zonnige dag was ik aan het vissen in de Michielsbaai. Een blikje met lijn erom heen gewikkeld met aan het eind van de lijn een stuk lood en een haak. Ik had eerst wat aas gevangen. Daartoe gebruikte ik een plastic mand aan een touw. In de mand legde ik een paar opengebroken stukken van een zeeappel. Een zeebeestje met als lijf een halfronde schaal met witte stekels met zeer scherpe punten. Ze waren net als de zee-egels (kleiner en helemaal zwart) een marteling voor je voeten als je er per ongeluk opstond. Vervolgens liet ik de mand zakken in het water en keek hoe nieuwsgierige vissen op de geur afkwamen. Zodra ze de bovenkant hadden gevonden en in de mand aan het aas begonnen te happen, haalde ik de voormalige boodschappenmand van mamma op. Zo, dat zijn mijn aasvisjes.
Nadat ik de haak van aas had voorzien, slingerde ik de lijn een paar keer boven mijn hoofd rond en liet op tijd los. Zoef! Daar vloog het lood richting de zee. Ik voelde weliswaar een lichte ruk aan mijn hand, maar ik besteedde er geen aandacht aan. Die aandacht kwam pas, toen ik druppels bloed zag spetteren op de rotsen onder mijn voeten. Toen ik na mijn hand keek, zag ik een grote vishaak in mijn wijsvinger zitten. So de ju! Even duizelde ik, maar hernam me. Ik rolde de lijn binnen, het was inderdaad mijn eigen haak, en liep naar mijn pa. Die probeerde eerst ter plekke bij de EHBO man  hulp te krijgen, maar die verwees ons door naar de kazerne op Suffisant.
Met David, Tineke en Ruud in de Michielsbaai
Daar aangekomen moest ik op een bank liggen. Mijn vinger werd steenkoud genaakt en toen volgde een ruk. Ik dorst niet te kijken. Mijn vinger werd verbonden en ik mocht opstaan.
Toen ik de gekoelde ruimte verlaten had en de warmte inkwam, ging ik van mijn stokje. Ik zag de kazernegebouwen rondtollen en toen deed iemand de zon uit.
Toen ik mijn ogen opende zag ik een groot lelijk hoofd. Het was van een sergeant van de mariniers, die mij aansprak. In de rode Kever heeft pa mij eerst thuisgebracht. Daarna is ie weer  teruggereden naar de baai, waar mijn broers en zusje waren achtergebleven. Ik heb daarna nog vaak gevist. Met een blikje en een grote haak.

Naar de stad

Ziekenhuis met dikke Amerikanen

Zeemanshuis
Ik ben maar een paar keer met een busje of taxi naar de stad geweest. Het waren gewone personenauto's, dikke Amerikanen, die overal en nergens stopten om passagiers op te pikken. Zo plofte een keer een heel dikke vrouw naast me op de achterbank. Ik zat in het midden met links naast mij een doodstille Antilliaanse meneer. Mevrouw deed het portier open, draaide zich om en toen schrok ik me een hoedje : een enorme kont kwam op mij af! Die kont begon eerst voorzichtig te zakken, maar het laatste stuk hield mevrouw dat gewicht niet meer in toom. Ze plofte neer. Ik voelde de auto door de veren zakken. Wow! Door haar gewicht gleed ik naar haar toe. Ze keek me heel apart aan en knipoogde naar me. Ik schrok alsof ik net een enorme gorilla diep in de kwaaie ogen had gekeken. Ik probeerde wat op te schuiven, maar kon niet uit de krater in de achterbank komen, die zij met haar gewicht had geslagen. Ik was niet zo groot en keek zodoende recht tegen haar enorme borsten aan. Normaal vond ik die rondingen erg interessant, maar toen zeer bedreigend. Het was op dat moment niet bepaald mannelijk om om mijn moeder -die voorin zat- te gaan zitten roepen. Ik was immers al 12 jaar. Dus bleef ik tegen mevrouw aangeplakt zitten en zweten. Toen de meneer aan de andere kant van mij even later uitstapte, was het helemaal een hopeloze zaak. De auto ging nog schuiner hangen en het werd nog warmer in die auto. Het lukte me om iets naar links op te schuiven. Ik deed dat wat stiekem, want misschien voelde mevrouw zich anders afgewezen. Pas drie haltes verderop zwoegde ze zich uit de auto, mij in haar kielzog bijna mee naar buiten zuigend. Het rare was dat ze niet eens voor twee personen hoefde te betalen. "Masha danki!"en  "Ajo!", klonk het.
Op de terugweg hoorde ik in zo'n taxi een (slanke) Antilliaanse vrouw tegen een Hollandse zeggen : "Oeweet u, als ik mijn dochter naar de oewinkel stuur, dan oeweet ik niet of zij terugkomt met de boodschappen of met een kind." Als onschuldige, blanco twaalf jarige puber dacht ik toen gelijk : "O, zijn hier ook ooievaars?" Wist ik veel. Oké, ik geef het direct toe: ik was nog niet echt op de hoogte van de voortplanting van de mens. Het bleef tot dan bij visuele onderzoekjes en wat onhandig gefriemel. Al zou dat niet zo lang meer duren. Niet veel later stuurde mamma ons naar de dominee. We kregen seksuele voorlichting.....

De St Michielsbaai -2-

Ingang Julianadorp aan de Westpuntweg
Als we naar de St Michielsbaai gingen, dan reed mijn pa in zijn Kever steevast dezelfde route. Die was eerst naar de Schottegatweg en dan rechtsaf richting het politiebureau van Rio Canario. Daar vlakbij was een winkeltje waar we o.a. onze visuitrusting (haken en nylondraad) kochten. Daar draaiden we weer rechtsaf de Winston Churchillweg op, waar we halverwege een mooie grote katholieke kerk passeerden ter hoogte van Santa Maria. De weg ging over in de Noordduynweg, die eindigde op een t-splitsing met de weg naar westpunt. Op dat punt reden we recht op de ingang van Julianadorp aan, een enclave van Shell. Daar ging pa linksaf, om niet veel verder weer rechtsaf te slaan. In mijn herinnering moesten we daarna weer linksaf en ging de weg een beetje omhoog. Dat was al vlakbij de Michielsbaai. Als we aan het zwemmen waren en het water in en uit liepen, moesten we goed opletten. Voor je het wist was je verbrand. Maar wat wil je : zout water en een
Joop met mijn zuster op een hout(en)vlot....
flink warme zon. In de baai lag een roeibootje van een kennis van pa. Meneer Van der Zande (MLD) had zelf een bootje gemaakt. Het was zo lek als een mandje, omdat hij de naden niet goed dicht kreeg. Soms kwam hij 's nachts bij ons aan de deur, omdat ie weer flink wat vis had gevangen. Ik weet hoe het is om wakker gemaakt te worden om vervolgens met een slaperige kop een pas gevangen barracuda schoon te maken. Maar de moten smaakten prima en deden dit soort nachtelijke escapades vergeten.
We snorkelden ook. Gewoon zonder masker of zo. Het was onder water een schitterend gezicht met al die mooi gekleurde vissen. Een keer ben ik me een hoedje geschrokken toen ik bij een van die oude drijvende mijnen aan het duiken was. Er kwam op zo'n tien meter diepte opeens een slang op me af. Volgens mij heb ik toen het lokale record boven water komen en hard naar een vlot zwemmen gebroken. Mijn linker oor deed ontzettend pijn en dat is sindsdien altijd gevoelig gebleven.

Geen sightseeing


Mamma, Rita en Jacques op Westpunt
Ondanks de komst van de Kever en de spotgoedkope benzine deden we nauwelijks iets op het gebied van sightseeing. We reden meestal naar de stad of naar de Michielsbaai. De keren dat we op Westpunt geweest zijn of bij Hato zijn op twee vingers te tellen. Naar het centrum van de stad en de Michielsbaai gingen we vaker. Het was wel telkens een crime om in de smoor hete Kever te gaan zitten. De skai bekleding smolt bijna. Achterin de kattenbak zaten de jongsten, Tineke en David. Op de achterbank zaten de jongens en voorin pa en moe. Toen de kleine Rita erbij kwam werd het nog benauwder. Het is nu ondenkbaar dat je met zoveel mensen in een autootje kruipt. Wat zeg ik? Je mag tegenwoordig zo niet eens meer varkens vervoeren.
Bij Hato met Jacques Goey
We zijn dus nooit op de Christoffelberg geweest en hebben de slavenhuisjes daar nooit van dichtbij bekeken. Ook niet bij de Tafelberg. Ook Fort Nassau, dat zo mooi hoog gelegen was, heb ik niet van dichtbij mogen zien. Het zelfde gold voor de monumenten. We reden wel geregeld langs het Vrijheidsbeeld. Ik ben wel een keer in het West End theater geweest. Daar hebben mijn broer Joop en ik gekeken naar de film Muiterij op de Bounty. Van de kust heb ik ook nog de Bullenbaai mogen zien en ik ben aan de noordkant geweest. Daar werd huishoudelijk afval in zee gestort. Naar zeggen vonden daar ook zelfmoorden plaats. De levensmoede zielen sprongen naar beneden, naar de haaien. Er werd namelijk gezegd dat daar veel haaien zwommen. Bij het vliegveld Hato bevond zich ook een soort prostitutiewijk : Campo Alegre. Daar hingen soms uniformen in de bomen, werd ons verteld. Dat natuurgebied lag veel te ver van ons huis om even naar toe te lopen (zucht). Dat hadden deze pubers natuurlijk al onderzocht na de verhelderende sekslessen van vriend Mike.

De kunuku in

Drumband op het voetbalveld van Suffisant

Kever tussen gave pick ups
De kunuku kan ik het beste omschrijven als 'het platte land'. Zeg maar het land buiten de reguliere bebouwing. Het landschap is vaak stoffig vanwege de droogte en komt als dor en doods over. En uiteraard veel stenen. Fijn korrelige steentjes. Maar als je goed oplet, dan is er toch veel leven te zien. Zelfs veel groen, al zou je dat niet verwachten.
Samen met mijn broertje Ruud en in eerste instantie ook de buurjongen Royce, trokken we erop uit. Royce kende de wandelroutes en wij stopten die in ons geheugen. De eerste wandelingen deden we zonder Royce naar de Suffisant kazerne. We staken de Gosiweg over en liepen via de Kolonel Winkelweg langs een school naar de Essoweg. Dan naar rechts, naar de kazerne. Daar lag ook een sportveld. Niet zo groen als hier, maar bruin. Zand, kleine steentjes en veel stof als er gespeeld werd. We keken geregeld naar voetbal van Mariniers, die ook tegen plaatselijke teams speelden. Er werd ook honkbal gespeeld.
Later liepen we ook naar de Muizenberg. Boven op die berg bevond zich een enorm waterreservoir in de vorm van een ronde tank. We zijn een paar keer een route gelopen, die langs een kerkhof liep.Wij hadden daar geen enkele moeite mee, maar onze Antilliaanse vrienden wel. Die waren bang overvallen te worden door geesten. We hadden ons goed voorbereid op de voettochten. Er ging water mee en onze 'jachtwapens'. Dat waren katapulten voor steentjes en gebogen metalen krammen. We hadden ook een 4,5 mm windbuks, maar die mocht eigenlijk niet de tuin uit. Eigenlijk niet, maar ja. Je weet wat er kan gebeuren als pubers plannen smeden. Daarom hadden we ook lucifers mee. Op die berg, die eigenlijk een heuvel was, rustten we dan uit. Zittend in de schaduw van de watertank en genietend van het uitzicht en de passaatwind, die ons bezwete lichaam koelde. De omgeving zag er desolaat en dor uit en kwam rustgevend over. Tegenwoordig schijnt het vol te staan met woningen.

De St Michielsbaai




Pa heeft zijn rijbewijs gehaald! Hij is dan wel 42, maar toch. Ik mocht mee toen pa in Willemstad een splinternieuwe Kever in Amerikaanse uitvoering ging kopen. Dat ding was knalrood, een kleur die ik niet vond passen bij een Marineman ten tijde van de Koude Oorlog. Helemaal niet tijdens de Cubaanse kwestie. Of was het een kwestie van vooruitkijken? De Kever kostte 4.500 Antilliaanse guldens. Die A-gulden was in die tijd twee keer zoveel waard als de Nederlandse. Om die reden maakte pa geregeld geld over naar een spaarrekening in Holland.
Paste er allemaal in....
Dankzij die Kever konden we op stap. We reden o.a. naar de St. Michielsbaai, waar de Marine een eigen locatie had. Er werd streng op toegezien dat alleen Marine mensen binnen kwamen. Dat gold ook voor het zwemgedeelte van de baai. Dat was afgezet met lijnen. Twee grote oude zeemijnen markeerden de hoeken. In het midden dreef een vlot. Buiten het afgezette deel dreef een grote boei in het water.  Het water zag erg helder en was ontdaan van zee-egels en andere onprettig aanvoelende zaken zoals stenen en (afgestorven) koraal. Het viel me op dat zodra een Antilliaans koppie onder het touw van de afzetting dook, iemand begon te roepen : "Terug! Je mag hier niet komen!"
Vaak stonden groepjes nieuwsgierig toe te kijken hoe de Hollanders zich vermaakten (grote foto). Het voelde niet goed aan.

Leren en volleybal

Mijn rapport in kleur (dus dicht)
Op school kon ik vrij goed meekomen. Het leren ging me nogal gemakkelijk af en dat leidde tot veel uitstel en uiteindelijk afstel. Het was zo dat als ik een onvoldoende haalde voor een schriftelijke overhoring, mijn wanprestatie door een van de ouders thuis moest worden ondertekend. Voor aanvang van de eerst volgende les moest de getekende overhoring ingeleverd worden. Achteraf gezien betrof het altijd onvoldoendes voor het vak Duits. Omdat het wat uit de hand liep, begon ik mamma's handtekening na te maken. Tot op de dag van vandaag lijkt mijn eigen handtekening verdacht veel op die van mijn moeder. Haha!
De gedichten vond ik ook een ramp. Elke maandag moest ik een gedicht uit mijn hoofd kennen. Net als op de lagere school toen ik voor de maandag een Gezang of Psalm uit mijn kleine hoofd moest leren. Het was dus maandagochtend flink duimen, om vooral geen beurt te krijgen. Ik ging dat gedoe als een soort indoctrinatie beschouwen.
Met schoolrapport
In klas zeven ging ik een keer 's middags naar de gymzaal. Daar speelden leerlingen volleybal. Ik had die tak van sport nooit eerder beoefend. Toch stapte ik het veld in toen mij gevraagd werd een tekort bij een van de teams aan te vullen. Vanaf de eerste bal maakte ik indruk. Ik geef toe het verbaasde mij zelf ook, dat ik die ballen zo goed kon opvangen, afspelen en sturen. Gevolg was dat ik sindsdien steevast gevraagd werd en me ging richten op het verdelen van het spel. Daarbij had ik vooral oog voor de zwakkere spelers. Als ze telkens genegeerd werden, zouden ze nooit sterker kunnen worden, dacht ik toen. Mijn eerste stappen in het volleybal waren daarmee gezet. Van het docentenkorps op de Marnix herinner ik me nog alleen meneer Ter Haar, Jansen, Saarberg, Sellies en Admiraal. De laatste zag ik vele jaren later in Leiderdorp terug.
Op de foto staan Tineke en David trots met hun rapport. Ik ben nooit met mijn rapport op de foto geweest. Nogal vreemd, want op zo'n zwart-wit foto zie je al die rode cijfers toch niet?

Papiamentu

Op Aruba schijnt de taal Papiamento te heten. Op Curaçao en Bonaire Papiamentu. Of zoals de Hollandse mensen zeiden : Papiaments. Het eerste wat wij van die taal leerden waren de scheldwoorden. Die had ik dagelijks nodig. niet alleen om indruk te maken, maar ook om erbij te horen. Thuis kon ik die woorden in het begin ook bezigen, totdat iemand opeens "Oh, oh, oh!" begon te roepen op een manier die aangaf dat er iets erg gezegd werd. Reden voor mamma mij te vragen naar de betekenis van dat woord.
De taal bevat woorden die komen uit het Spaans, Portugees, Engels, Frans en Nederlands. Er schijnen ook indiaanse invloeden te zijn. De naam van de taal is afgeleid van het Portugese 'brabbelen'. Het is lokaal gezien de moedertaal van de (Benedenwindse) Antillianen. Na de verhuizing naar de Navajosweg kregen we Antilliaanse overburen waar we al snel contact mee maakten. Het gezin Petronia bestond uit vader (werkte bij de Hollandse Bakkerij), moeder en drie kinderen : twee dochters en een zoon. Zoon Royce was van onze leeftijd en erg spontaan. Van hem leerden we veel Papiamentu en de omgeving kennen. Ze bezaten een aantal geiten en een varken. Ik herinner me ook nog dat ze pinda's in de tuin hadden groeien.
Royce vond het maar niks dat we bepaalde planten in de tuin hadden staan. Die zouden geesten oproepen.Omdat de voertaal Papiamentu was, pakten we die vrij snel op. We spraken het zelden. Alleen als erg kleine kinderen ons iets vroegen. Die spraken nog geen Hollands.

Naar de markt

Kever en kids
Op een dag mocht ik mee naar de markt. Mamma had het over de pasar. Ze herkende hier overigens veel dingen die haar aan de oost deden denken. Zoals bloemen, planten, fruit en groenten. Ze voelde zich hier prima thuis en was zelfs van haar zware astma af. We waren in een heel andere wereld terecht gekomen. Een wereld waarin ik nog meer kon genieten van mijn jeugd.
We reden richting de stad en kwamen in een soort grote overdekte ruimte terecht zonder muren. Toen ik alleen al de geur of beter de stank rook, werd ik zowaar misselijk. Wat een lucht! Nadat ik enigszins gewend raakte aan die geur liep ik achter mamma aan de overdekte ruimte binnen. Ik keek mijn moeder aan om mijn gevoel van onwel te laten bevestigen, maar zag bij mamma een enthousiaste blik van herkenning : ze was op haar pasar. Ze gaf me desondanks een paar pepermuntjes.
Ik werd vooral verrast door de onhygiënische manier waarop vlees en vis werden aangeboden : niet  gekoeld, open en bloot en inclusief veel vliegen! Jakkie! Ik stopte maar nog een pepermuntje in mijn mond en zette door. Samen met mamma en ademend door mijn mond maakte ik kennis met de vele soorten groente en fruit. Ze reageerde vaak enthousiast vanwege haar herinneringen. Papaya, granaatappel, echt verse banaantjes, mango's, zuurzak, aubergine, knippa's enz. De zuurzak lijkt op een grote peer maar dan met een stekelige schil. Zo'n boom stond ook in onze tuin. De kinppa (Papiamentu : kenepa) lijkt op de lychee. Ik zag ook hele lange sperziebonen. Die werden kouseband genoemd. Ik was geboeid door de vele soorten vis. Erg interessant allemaal, maar voor mij wel de eerste en laatste keer dat ik daar was. Het laatste pepermuntje verdween in mijn mond en ik zocht al ongeduldig naar een uitgang. Nee, dan liever naar de bootjesmarkt langs de St Annabaai.  Ik had overigens na mijn misselijk makend bezoek geen enkele moeite met het eten van vlees en vis. Dat kwam natuurlijk door de geweldige kookkunsten van mijn mamma.

Gekke Hollanders

Met pa in de Kever een ritje maken
De Dienst Openbare Werken, DOW, was plaatselijk beroemd vanwege haar zeer ontspannen werkwijze. Hoewel, volgens velen werd daar niet gewerkt. Wie daar lid van was kreeg maandelijks betaald. Tenminste als ik de verhalen op school mocht geloven en die vergeleek met de beelden op straat. De leidinggevende waren over het algemeen Hollanders. Die wilden graag een aangepast  Hollandse werkethos invoeren : werken tot je erbij neervalt en tegen weinig loon. Maar dat had eerder een averechts effect. Er was ook zoiets als een siësta.Tussen twee en vier werd niet gewerkt. Alleen de Hollanders waren dan aanwezig. Net als wij, mijn broer en ik. Wij liepen in die uren buiten rond te struinen. We liepen vaak op blote voeten, terwijl onze Antilliaanse vriendjes schoenen of slippers droegen.
De 'rustig-aan' mentaliteit (morgen is weer een dag en anders overmorgen) beviel mij prima. Gewoon genieten van het dagelijks leven, het huiswerk ten spijt. Op school kwam het bijna dagelijks voor dat leerlingen het huiswerk niet hadden gedaan. "Ik had een feestje gisteren", was meestal het antwoord. En daarmee was de kous af. Ik vond dat prachtig! Geen ziekte of zo, maar een feestje als excuus.

De meisjes

Pamela en Tineke met hun zusjes
Octavia ging niet mee naar de Mulo. Ze was net zo plotseling verdwenen als dat ze in mijn puberleven gekomen was. Maar op de Mulo zag ik zoveel schoons rond lopen, dat ik geen moment gerouwd heb. Integendeel! Het lastige was wel, dat de meesten van hen een of meer klassen hoger zaten.  Ik was om de haverklap verliefd. Zelfs op iemand met haren op haar armen! Het zal wel aan mijn hormoontjes hebben gelegen. Ze konden blijkbaar niet zo goed tegen de grote temperatuursverandering. En vergeet niet dat ik in Leiderdorp vaak thuis moest blijven en de meisjes dik ingepakt rondliepen.
Falie, Tineke, Cynthia met broertje(?), Sharon en David
Ook in onze nieuwe woonomgeving kwam ik leuke meiden tegen. Een van hen heette Hannie. Haar moeder was een mooie Surinaamse en haar vader een marinier, meneer Verduin. Hannie leek op haar moeder. Ik bewonderde haar stiekem, totdat ze een keer zei dat ik een rare broek aan had. Dat was haar reactie toen ik haar complimenteerde met haar mooie jurk. Dat zo'n mooi meisje zo lelijk kon doen, had ik niet verwacht. Tot die tijd kocht mamma onze kleding, maar vanaf dat moment eiste ik inspraak. Het besef dat mijn kleding een mooi meisje kon afschrikken was daarmee geboren.
Ik was ook nog een tijdje verliefd op Brenda. Als ik aan haar denk, zie ik haar altijd in die witte jurk met rode balletjes en een diadeem op haar hoofd. Ze loenste een beetje, maar dat maakte haar knapper vond ik. Haar ouders, de familie Meiboom, runden een winkel aan de Gosiweg. Mijn broer Joop vond dat ik het met Brenda moest aanpappen, zodat hij misschien goedkopere of zelfs gratis aan comics kon komen. Die stripboekjes verkochten ze namelijk ook in hun winkel. Ik probeerde met mijn broer nog een deal te sluiten, zodat ook ik kon profiteren van zijn korting. Maar de deal liep stuk, want mijn broer was toen nog een krent. Ook Brenda was van voorbijgaande aard. Op het ultieme moment koos ik toch maar voor de buurjongen om met hem samen op jacht te gaan met de katapult.
Mijn broer Joop had een platonische relatie met Dolly. Ze zag er heel knap uit, maar ik vond dat ze dikke boven benen en kuiten had. Soms keek ik naar haar terwijl ik mijn hand boven mijn ogen hield. Als ik het bovenste deel van haar lichaam afschermde, zag ik de benen van wielrenner Woutje Wagtmans. En als ik mijn hand dan langzaam omhoog deed en haar armen zag, deed ze me denken aan Charles Atlas, de bodybuilder uit die tijd. Ik hield dat maar voor me, want mijn broer was veel sterker dan ik. Dolly schijnt later Miss Venezuela geworden te zijn. Mijn andere broer, Ruud, had ook zo zijn meisjes. Zo was er Louise (van die leraar meneer Bax in klas zes), Pamela (dochter van een kennis van pa) en later Cynthia. Met Cynthia heb ik nog soms e-mail contact, naar aanleiding van mijn vorige blog. Ze bevestigde de verliefdheid, maar zei dat die nooit was uitgesproken. En als tussendoortje was er nog altijd hottie Sharon. Het kon niet op.

Een ware verademing


Tineke en David met Simon Bolivar
Toen ik voor het eerst de eilandbewoners zag, dacht ik : "Jeetje, ik dacht dat ik zwart was!" En ik had gelijk  medelijden met hen. Gelukkig bleek al snel dat medelijden helemaal niet nodig was. Het was zelfs zo, dat ik in die drie jaar nooit zo gepest ben als in Leiderdorp. Natuurlijk had ik weleens ruzie met iemand en natuurlijk werd dan over en weer gescholden. Ik bleek toen opeens een stomme witte Hollander (Macamba)  te zijn! Zo zie je maar weer. Maar ik heb nooit iets gemerkt van stelselmatige pesterijen of discriminatie.
Iets anders was het klimaat. Ik genoot ervan. Ten koste van mijn huiswerk. Mijn ouders hadden de tv achtergelaten en die kijkkast heb ik geen moment gemist. Ik was erg veel buiten. Dat kon ook omdat mamma's gezondheid verbeterd was. Ze kon nu zelf veel doen.
Pontjesbrug
Omdat Hanny hier geen werk kon vinden en eigenlijk liever in Leiderdorp was gebleven, ging ze naar ruim een half jaar weer terug naar Nederland. De radiostations (we luisterden veel naar Radio Hoyer) produceerde pop- of typisch Antilliaanse muziek. Dus klonken geen klassieke geluiden meer in het huis. Evenmin de ochtendgymnastiek van Ab Goubitz ("Staat u allen klaar?") en het pianogeluid van Arie Snoek.
Was er dan geen ellende op het eiland? Ja zeker. Ik hoorde en ervoer de werkwijze van Shell. Ik merkte ook afgunst. De Portugezen en Chinezen waren harde werkers en bezaten zodoende relatief veel grond. Dit tot ergernis van bepaalde andere Antillianen.  Ik vond het ook vervelend, dat betweterige Europeanen hun cultuur en werkwijze oplegden. Er was niet zoveel respect voor de lokale bevolking, hun cultuur en de natuur.Er was sprake van onaangepast Hollands gedrag.  Pas in 1963 (klas 8) werd de Zuid Amerikaans geschiedenis als leerstof behandeld. Ik begon toen ook met andere ogen te kijken naar de VOC, de West Indische Compagnie en bepaalde Hollandse zeehelden.  Ik leerde ook over  de slavernij vanuit een andere optiek dan de Hollandse en over Simon Bolivar, de Zuid Amerikaanse vrijheidsstrijder.

Onze tuin

  Onze achterburen hadden twee honden, een reu en een teef. Ze liepen er beide vermagerd bij. Reden voor ons om die beesten wat bij te voeren. Ze zaten ook onder de teken. Als het zo uitkwam, de honden kwamen soms bij ons in de tuin, dan deden we een poging om teken te verwijderen. Later kregen die twee beesten ook nog jongen. Een pup die we Bonzo hadden genoemd stierf vrij jong.
In de grote woning achter ons huis woonde een oma en opa. Volgens mij waren zij de verhuurders van ons huis, al weet ik dat niet meer zeker. In een losstaand stenen gebouwtje in hun tuin, tegen de omheining met de onze woonde het gezin waar Falie en Sharon deel van uitmaakten. Soms sliep daar ook een zeer corpulente verpleegster. In onze tuin groeiden planten, struiken en bomen. De grote struiken waren Oleanders. De bomen waren fruitbomen (zuurzak en appeldam). En dan waren er ook nog planten met witte bloemen. Die wilde een Antilliaan niet in zijn tuin hebben, om spirituele redenen. We hadden ook een paar paprikaplanten en struiken met kleine, zeer hete pepertjes. De planten moesten geregeld voorzien worden van water uit de grote ton. Als de ton laag water had, moest de windmolen even draaien. Dat gebeurde door de windvaan los te gooien, zodat de molen zich op de wind kon draaien. Vervolgens pompte hij water uit de grond omhoog dat naar de ton achter in de tuin geleid werd. Op zich was het een leuk gehoor en gezicht om dat stalen hulpmiddel zo bezig te zien. We moesten het waterniveau in de ton in de gaten houden, om op tijd de molen weer stil te zetten. Dat gebeurde door met een slinger de vaan weer binnen te halen.
De tuin was omheind met een hek van gaas. Er was ook een hekje waar de metalen brievenbussen hingen.

Seks in de tropen

Rita op haar vaste plekje: een steen onder de appeldamboom
Het klimaat was niet alleen warm, de mensen ook. Variërend van koud (Hollandse meiden) tot hot en very hot (de rest van de meiden). De buren achter ons hadden twee kinderen, Sharon en Falie. De laatste kreeg vaak op z'n falie, omdat hij in bed plaste. Zijn vader ranselde hem af met een riem. Er zijn mooiere ochtenden in de tropen te bedenken. En zeg er maar niets van, want dan kon je van hem ook een paar slagen krijgen. Sharon was tien jaar en kende het klappen van de zweep ook. Maar dan op het gebied van seks. Ze liep constant achter een van mijn broers aan als een loops teefje. Zelfs in de appeldamboom viel ze hem lastig. Nou ja, lastig. Als er geen sterke takken geweest zouden zijn.
Trotse ouders met Rita
Onze kennis op het gebied van seks hadden we van de straat opgepikt. Ooit begonnen met plaatjes uit De Lach, die in Leiderdorp bij kapper De Jong soms per ongeluk op tafel was blijven liggen. Op Curaçao stuurde mamma ons naar de dominee. Die gaf op een woensdagmiddag in de Emmakerk aan een groepje pubers wat voorlichting. Het enige wat ik me van die twee uur durende sessie kan herinneren, was één opmerking. Dominee Ter Schegget, met kort Amerikaans koppie,  zei : "Wij grote mensen, doen het niet zoals hondjes op straat." Die zin schoot mij helemaal in het verkeerde keelgat. Ik mocht dan pas 13 jaar zijn maar wist toen al dat ook door minder grote mensen op straat flink gebonkt werd (zelf gezien) en ook op z'n hondjes. Misschien was ik zo onthutst dat ik de rest van zijn retoriek niet gehoord heb, dan wel onbewust als een haast traumatische ervaring weggedrukt heb in mijn geheugen. Niet veel later zei schoolvriend Mike tegen mij : "Je moeder is zwanger!" Ik schrok me wezenloos, want hij zei het op een toon alsof hij er zelf verantwoordelijk voor was geweest. Dus schold ik hem de huid vol. Maar Mike (3 jaar ouder) bleef rustig en wees mij op mamma's jurk, die een dikke buik verborgen hield. Van het een kwam het ander en zo belandden mijn broers en ik op uitnodiging van Mike bij een kudde geiten, waar een paar bokken flink tekeer gingen. Seksvoorlichter Mike vertelde ons wat er gebeurde, van het hof maken tot de daad, en vergeleek dat met het gedrag van mensen. Na die uiterst leerzame middag kreeg ik medelijden met de dominee. Die arme man had slechts gemeenschap of nam zijn vrouw tot zich. En dat leek mij toch heel anders dan het echt bonkwerk. Bèèèh!!

De natuur -2-


Er waren ook vogels en uiteraard veel insecten. Mijn zus Hanny trof een keer een duizendpoot aan in bed. Als je in de badkamer was, moest je niet vreemd opkijken wanneer uit het afvoerputje van de douche kakkerlakken kropen. Die beestjes kwamen uit de naastgelegen beerput (aan de buitenkant van de badkamer natuurlijk) gekropen. Wie daar bang voor was, verliet de badkamer gillend met de broek op de enkels. Voor het slapen gaan moesten we met de Flit-spuit, een soort fietspompje met reservoir, de slaapkamer vrijmaken van ongedierte. In het tankje van die spuit deden we Shell Tox. Dat spul zat in een blik met een etiket waarop een man met een spuit in vuur en vlam leek te staan met om hem heen dode insecten. Volgens de beschrijving doodde het spul alle levende wezens, behalve ons. Ik geloofde Shell toen nog. Het was een soort pesticide, waarvan ik nu weet dat het niet alleen slecht was voor die beestjes. We lagen dus nachten lang Shell Tox te snuiven. Misschien verklaart dat achteraf gezien mijn soms vurige dromen over Octavia. Maar of dat nou echt door de Shell Tox kwam hoor je mij niet beweren. Over de effecten op langere termijn heb ik nooit iets gelezen. Misschien heeft ook dat spul mijn afkeer van Shell veroorzaakt. Of waren het toch de verhalen op school van mijn Antilliaanse klasgenoten?

De Hollandse Bakkerij

Hanny en David bij Fort Nassau
De school begon om half acht en ging door tot een uur of half twee. Tegen twaalf uur stroomde de lucht van vers gebakken brood de klaas binnen. De bakkerij bevond zich in onze straat, de Ilandweg dicht bij de kruising met de Winnetouweg.  Officieel heette die bakkerij Hollandse Bakkerij. We kochten daar ons brood, dat in witte papierenzakken werd verpakt. De winkel was een onderdeel van de fabriek. Als het zo uitkwam vroegen we om een stuk deeg. Dat draaiden we om een stok en bakten we dan boven een vuurtje. Het leuke was dat je het hele bakproces van heel dichtbij kon volgen. De winkel bevond zich in een kleine kantoorruimte aan de voorzijde.
De geur van vers gebakken brood deed mijn maag nog harder knorren. Na het ontbijt van zeven uur, had ik immers niets meer gegeten. Wel gedronken. Dat deden we op school uit de zogenaamde 'cooler'. Een fonteintje dat ijskoud water produceerde, dat omhoog spoot en je met de mond moest opvangen. Ik ging het eerste halfjaar vaak met een flink knorrende maag weer vlug naar huis.
 Wat me opviel was dat ik geen gymnastieklessen heb meegemaakt in die zesde klas. De Antillianen waren blijkbaar lenig genoeg.