Joop met Rita en mamma |
Nadat ik de haak van aas had voorzien, slingerde ik de lijn een paar keer boven mijn hoofd rond en liet op tijd los. Zoef! Daar vloog het lood richting de zee. Ik voelde weliswaar een lichte ruk aan mijn hand, maar ik besteedde er geen aandacht aan. Die aandacht kwam pas, toen ik druppels bloed zag spetteren op de rotsen onder mijn voeten. Toen ik na mijn hand keek, zag ik een grote vishaak in mijn wijsvinger zitten. So de ju! Even duizelde ik, maar hernam me. Ik rolde de lijn binnen, het was inderdaad mijn eigen haak, en liep naar mijn pa. Die probeerde eerst ter plekke bij de EHBO man hulp te krijgen, maar die verwees ons door naar de kazerne op Suffisant.
Met David, Tineke en Ruud in de Michielsbaai |
Toen ik de gekoelde ruimte verlaten had en de warmte inkwam, ging ik van mijn stokje. Ik zag de kazernegebouwen rondtollen en toen deed iemand de zon uit.
Toen ik mijn ogen opende zag ik een groot lelijk hoofd. Het was van een sergeant van de mariniers, die mij aansprak. In de rode Kever heeft pa mij eerst thuisgebracht. Daarna is ie weer teruggereden naar de baai, waar mijn broers en zusje waren achtergebleven. Ik heb daarna nog vaak gevist. Met een blikje en een grote haak.