Beet!


Joop met Rita en mamma
Op een zonnige dag was ik aan het vissen in de Michielsbaai. Een blikje met lijn erom heen gewikkeld met aan het eind van de lijn een stuk lood en een haak. Ik had eerst wat aas gevangen. Daartoe gebruikte ik een plastic mand aan een touw. In de mand legde ik een paar opengebroken stukken van een zeeappel. Een zeebeestje met als lijf een halfronde schaal met witte stekels met zeer scherpe punten. Ze waren net als de zee-egels (kleiner en helemaal zwart) een marteling voor je voeten als je er per ongeluk opstond. Vervolgens liet ik de mand zakken in het water en keek hoe nieuwsgierige vissen op de geur afkwamen. Zodra ze de bovenkant hadden gevonden en in de mand aan het aas begonnen te happen, haalde ik de voormalige boodschappenmand van mamma op. Zo, dat zijn mijn aasvisjes.
Nadat ik de haak van aas had voorzien, slingerde ik de lijn een paar keer boven mijn hoofd rond en liet op tijd los. Zoef! Daar vloog het lood richting de zee. Ik voelde weliswaar een lichte ruk aan mijn hand, maar ik besteedde er geen aandacht aan. Die aandacht kwam pas, toen ik druppels bloed zag spetteren op de rotsen onder mijn voeten. Toen ik na mijn hand keek, zag ik een grote vishaak in mijn wijsvinger zitten. So de ju! Even duizelde ik, maar hernam me. Ik rolde de lijn binnen, het was inderdaad mijn eigen haak, en liep naar mijn pa. Die probeerde eerst ter plekke bij de EHBO man  hulp te krijgen, maar die verwees ons door naar de kazerne op Suffisant.
Met David, Tineke en Ruud in de Michielsbaai
Daar aangekomen moest ik op een bank liggen. Mijn vinger werd steenkoud genaakt en toen volgde een ruk. Ik dorst niet te kijken. Mijn vinger werd verbonden en ik mocht opstaan.
Toen ik de gekoelde ruimte verlaten had en de warmte inkwam, ging ik van mijn stokje. Ik zag de kazernegebouwen rondtollen en toen deed iemand de zon uit.
Toen ik mijn ogen opende zag ik een groot lelijk hoofd. Het was van een sergeant van de mariniers, die mij aansprak. In de rode Kever heeft pa mij eerst thuisgebracht. Daarna is ie weer  teruggereden naar de baai, waar mijn broers en zusje waren achtergebleven. Ik heb daarna nog vaak gevist. Met een blikje en een grote haak.