Na zo'n tien dagen varen was het zover. Na Caracas verlaten te hebben zag ik na een paar uur in de verte een groene stip. Naarmate we dichterbij kwamen werden de kleuren nog mooier. We voeren recht op het eiland af, zo leek het. Recht voor ons was een inham te zien. Dat moest de St. Annabaai zijn, waar men het over had. Dichterbij gekomen zag ik een betonnen of stenen muur die veel weg had van een vestingsmuur, compleet met openingen voor kanonnen. Aan beide kanten bleken zich forten te bevinden. Het eiland was sinds 1634 in Nederlands bezit. Een vreemde gewaarwording om na zo'n lange reis weer in een stukje Nederland te zijn aangekomen.
We werden geattendeerd op een brug die tegen de kade aan lag. Dat is dus de pontjesbrug van Willemstad, zoals ik die in het Douwe Egbert album Naar de West op een plaatje had gezien. Vol bewondering keek ik naar de gekleurde huizen, die qua bouw verdacht veel leken op die in Leiden en Amsterdam. We passeerden ook grote olietanks, die duidelijk zichtbaar vanwege de zilveren kleur op de heuvels te zien waren. Met grote witte letters stond Curaçao Trading Company op een gebouw gekalkt. We voeren dwars door de stad zo leek het. Links en rechts huizen en gebouwen. Het was nieuwjaarsdag toen we aan de kade afmeerden.
We werden opgehaald door een collega van pappa, meneer De Vries. Hij maakte de foto van de aankomst. Hij bracht ons naar ons nieuwe onderkomen aan de Ilandweg op nr.9.