Met Joop op de achterplaats |
Aan de voorzijde was een veranda met twee trappen : een aan de voorkant en een aan de kant van de buren. Aan de achterkant bevond zich een plaatsje waar ook een waterpomp (had veel weg van een lenspomp) aanwezig was. Die was gemonteerd op de muur tussen de keuken en het werkhok. Met die pomp kon je het regenwater, dat onder het huis in een groot bassin was opgeslagen, naar boven pompen.
Achter bevond zich ook een ruime tuin met een paar grote bomen, waaronder een heuse palmboom! Dat was dus klimmen geblazen voor de boys. Behalve voor de kleine David, want die viel uit een van de bomen, die in een hoek van de tuin stond. De oorzaak was een kleine omissie in de communicatie mijnerzijds. We waren een boomhut aan het bouwen. Om te voorkomen dat mijn broer Ruud naar boven zou klimmen, had ik het touw losgemaakt. Het hing er nog wel, maar dus niet vast. Broertje David was bij mij in de hut in aanbouw. Ik had hem niets verteld over dat touw. Toen hij geroepen werd door mamma, dacht hij aan dat losse touw naar beneden te kunnen zwabberen. Hij zwabberde slechts één keer een plofte toen op de grond. Eigenlijk moest ik heel hard lachen. Wat een raar gezicht was dat. Hij raakte licht gewond aan zijn been.
Aan de voorzijde, de straatkant, was ook een tuin met onder andere een granaatappelboom. De ramen van de woning waren voorzien van 'shutters' (jaloezieën). Ze waren afgedekt met horrengaas.