Als ik me het goed herinner, kwamen we na een dag of 5 varen over de Grote Oceaan bij het eiland Barbados aan. Onderweg hebben we paar keer een zogenaamde sloepenrol gedaan. Een calamiteitenoefening, waarbij iedereen een zwemvest moest omdoen en zich op een bepaalde plek moest melden aan dek. Een paar keer werden ook sloepen neergelaten,die na een rondje varen weer aan boord werden gehesen. We waren inmiddels in een zeer aangenaam klimaat beland. En de zee was ook aanzienlijk rustiger. Elke dag ging de tijd een half uur terug. Het was nu echt genieten. De Prins der Nederlanden werd op de rede van Barbados afgemeerd. Vrij snel daarna zwommen kleine, donkere kinderen rond het schip. Passagiers gooiden muntstukken in het ware, die door de kinderen pijlsnel werd opgedoken. Het deed me denken aan het circus, waar dieren voor ets lekkers kunstjes vertoonden. Er kwamen ook bootjes langszij, waar je souvenir en etenswaar kon kopen.
We gingen aan wal, om te passagieren. Daar zag ik voor het eerst een echte bedelaar zitten. Tot dan kende ik die alleen van verhalen uit de Bijbel. Ik keek mijn ogen uit en genoot volop van de nieuwe, vreemde omgeving, de donkere mensen in fleurige, luchtige kleding en de heerlijke temperatuur.
Het was van korte duur, want na een dag vertrokken we weer.