Naar Curaçao!

Verzoek toegestaan. Het hele gezin mag mee.
Het was voorjaar 1960 toen ik van mijn moeder hoorde, dat we naar Curaçao zouden gaan. Ik herinner me nog wel dat ik helemaal op tilt sloeg. Immers, we waren niet van die vakantiegangers en dus helemaal geen wereldreizigers. Thuis hadden we een serie boeken van Douwe Egberts koffie. Een van de boeken had als titel "Naar de West". Dat boek zou de komende periode heel vaak nieuwsgierig doorgebladerd worden.
Mijn vader was net terug na anderhalf jaar op Nederlands Nieuw Guinea te hebben doorgebracht. Hij werd daar als Marineman gedetacheerd, of uitgezonden zo je wilt. Niet veel later kreeg hij bericht dat hij voor een zelfde periode naar Curaçao moest vertrekken. Mijn ouders maakten ernstig bezwaar. Logisch, want mijn vader was nog niet zo lang terug uit de oost. Volgens mijn vader was hem een oor aangenaaid. De zoveelste in zijn Marineloopbaan. Hij moest de plaats innemen van een collega die geen zin had in Curaçao.
Dankzij een bevriende arts mocht pa dit keer het gezin meenemen. Maar dan wel onder de voorwaarde, dat hij drie jaar daar op dat eiland moest blijven. Dat vond ik helemaal geen ramp.