In mijn zesde klas zat een gemêleerd gezelschap aan leerlingen. Aan velen van hen was te zien dat er verschillend bloed in zat. Ik had niet eerder verwacht Antillianen met rood kroes haar en sproeten te zien. Natuurlijk waren er ook Hollandse kinderen. Gewoon zoals ik ze al jaren kende. Ik herinner me nog namen als Allon Leysner, Orlando(?)Pireau, en Heidsieck. Van de leraren herinner ik me nog behalve Bax ook meneer Doth en Meijering (hoofd).
De meeste leraren waren van Europese afkomst. Er waren relatief veel Antilliaanse leraressen. Van de leerstof die behandeld werd, vielen mij de vakken Geschiedenis en Aardrijkskunde op. Ze waren beide op Nederland gericht. Met gevolg dat een Antilliaanse klasgenoot voor de klas vertelde dat zijn voorouders de Batavieren waren. Dat klonk mij erg vreemd in de oren. Haast humoristisch.
Net als in Leiderdorp werd ook hier hard gestraft. Zo werd een klasgenoot van mij 's morgens aan het begin van de les naar voren geroepen. Meneer Bax zei : "Nico, je weet wat je moeder heeft gezegd." Vervolgens maakte Bax zijn broekriem los en kreeg Nico een paar flinke slagen met de riem op zijn kont.
Ik keek er niet zo van op, want in Leiderdorp was het niet veel anders. Gelukkig zat Octavia voor me. Die mooie, heerlijk geurende Antilliaanse schone had mij volledig in haar ban.