De natuur

Ilandweg 9 in de jaren 80
Vanaf de eerste dag hadden we ze al gezien : hagedissen. Er waren verschillende soorten. Ze waren erg schuw en konden vliegensvlug rennen. Hoog op de poten en de staart omhoog. Tegenover ons huis was een stuk onbebouwde grond. Daar groeiden veel cactussen en andere stekeligheden, zoals pica's. Dat waren kleine bolletjes, die opgedroogd veel weg hadden van kraaienpoten. Ze waren een schrik voor elke fietser, maar ook voor iedereen op blote voeten en/of slippers. De naalden van de cactus waren ook geen pretje. Als je ze per ongeluk (expres doe je dat echt niet) in je been kreeg, waren ze moeilijk te verwijderen vanwege de weerhaakjes. Dus even de tanden op elkaar en dan een flinke ruk.
Overal liepen geiten, kabritoes, rond. Ze vraten alles wat los of vast zat op.  Ze zorgden ook dat oud papier en ander afval opgeruimd werd. Ook de krant uit de brievenbus. "Waar is de krant?", werd dan gevraagd. Dan was het antwoord : "Vraag maar aan die kauwende geit daar." Veel geiten droegen een houten driehoek om de nek. Die moest voorkomen dat het beest door kleine openingen kon kruipen. Om te zien van wie de geiten waren, werden ze van een oormerk voorzien. Met een vlijmscherp mes werd een stuk uit het oor gesneden. Zo'n coderingssysteem bereikte al snel het eind van z'n mogelijkheden, want het barstte van de geiten. Dus werd zo'n oor zelfs in reepjes gesneden. Stond trouwens niet eens verkeerd, zo'n gerafeld oor. Er waren ook geiten met slechts een half oor. Maar die begrepen nog niet veel van wat je riep. Later zouden die beesten een hoofdrol spelen in onze seksuele voorlichting, nadat de dominee jammerlijk faalde.