Als wij aan tafel konden klonk een gong. Een steward liep met de gong door de gangen langs de hutten. Als de volwassenen gingen eten, klonk een deuntje op een xylofoon.
Ondanks dat ik 12 jaar was, moest ik me dagelijks melden bij de kinderkooi. Zo noemden wij dat kinderverblijf. Het was ook net een soort gevangenis voor kinderen. Dat was omdat het gedeelte van het dek daar met gaas was afgezet. We deden daar erg weinig. We werden daar niet bezig gehouden. We moesten gewoon wegblijven van de volwassenen. Later lukte het me om niet meer naar dat verblijf te hoeven. Vanaf dat moment kon ik me vrij begeven over de dekken. Ik leerde van mijn grote broer dat je als je moest overgeven, je aan de goede kant van het schip moest staan. Er waren meer oudere kinderen aan boord en we werden goed bezig gehouden met allerlei spelletjes.
Pas nadat we de Azoren waren gepasseerd begon ik me beter te voelen. En ik niet alleen, want de eetzaal werd geleidelijk steeds voller. Onderweg tuurde ik dagelijks over de grote wijde Atlantische Oceaan, die ik tot dan alleen uit mijn Bos schoolatlas 'der gehele aarde' kende. Ik zag vliegende vissen, donkere luchten en hoge golven. Maar geen vogels. Vanuit de lounge was het een spectaculair gezicht om de golven over de boeg te zien slaan. We vierden ook Kerst aan boord. We moesten ons verkleden en deden mee aan voorstellingen. Het was voor mij een enorme ervaring om aan boord zo verwend te worden. Veel lekker eten, niet hoeven af te wassen en veel buiten zijn. Ook al was dat laatste beperkt tot twee dekken.