Het was tegen de zomer toen we hoorden, dat we naar Curaçao zouden gaan. Voor drie jaar! Mijn pa was nog niet zo lang terug van Nieuw Guinea, waar hij anderhalf jaar heeft doorgebracht. Zonder gezin. Eigenlijk moest hij weer alleen op pad, weer voor anderhalf jaar. Maar dit keer kreeg hij het voor elkaar om zijn gezin mee te nemen. Maar dan moest ie voor drie jaar blijven. Dat vonden wij helemaal niet zo'n probleem! Gedurende de maanden daarna begonnen de voorbereidingen op de grote overtocht. We zouden per schip reizen. Pa ging in oktober 1960 al met het vliegtuig. Eerst naar New York en van daaruit naar Hato op Curaçao. Het afscheid kan ik me niet zo goed meer herinneren. Misschien was ik al vol van de reis en had ik nergens anders aandacht voor. Het oude vertrouwde huis is leeg en de laatste nacht hebben we in Leiden in de Narmstraat doorgebracht, bij mevrouw Moes. Dat was ook bijzonder, want we sliepen in een echte bedstee! Alleen de wc was minder : een ouderwetse poepdoos. Ik ben drie dagen 12 jaar als we ons inschepen in Amsterdam. Vol bewondering kijk ik vanaf de loopplank omhoog naar het enorme schip. We krijgen drie hutten : een voor de meiden, een voor de jongens en een voor de ouders.
Na al het gesjouw met koffers, installeren we ons. Dan worden de trossen gelost en vertrekken we richting IJmuiden. We zwaaien naar de achterblijvers, die in de kou op de kade staan. Het vertrek is reden voor mijn broer Joop om te gaan zingen : We gaan het zeegat uit!" Waar ie dat deuntje vandaan heeft, weet ik niet. We varen door het Noordzeekanaal, wat ik tot dan alleen van de Aardrijkskunde les ken. Ook de sluizen bij IJmuiden maken om dezelfde reden indruk op mij.
Onze eerste stop zal in Southampton zijn. Dat is al de volgende dag. Daarna gaan we voor de grote oversteek.